BLERICK - Het Openbaar Ministerie (OM) eist vandaag in hoger beroep een gevangenisstraf van twintig jaar tegen twee verdachten in een dodelijke schietpartij die onderdeel uitmaakt van een drugsconflict. Op 1 november 2017 kent de ruzie tussen de groep uit de Randstad en de groep uit Blerick een fatale afloop.


Na diverse confrontaties volgt een schietpartij waarbij een jonge man overlijdt. Het slachtoffer is niet betrokken bij één van deze bendes of de drugshandel, maar komt op voor vrienden. Hij wordt van dichtbij doodgeschoten.

Forsere straf
Het OM oordeelt dat er sprake is van moord en eist gevangenisstraffen van twintig jaar tegen twee mannen van begin twintig. Eén van de mannen heeft geschoten, de ander regelde het wapen en gaf het wapen op de bewuste dag aan de schutter. Daarnaast wordt de laatste gezien als de leider van de "Randstadgroep".

Hoger beroep
De rechtbank oordeelt in eerste aanleg dat er sprake is van doodslag. Beide verdachten worden hiervoor, en voor het voorhanden hebben van een wapen, veroordeeld. Eén van de verdachten heeft volgens de rechtbank ook nog geprobeerd getuigen te beïnvloeden. Zij krijgen gevangenisstraffen van twaalf en veertien jaar opgelegd. Beide verdachten gaan in hoger beroep. De verdachte die de schoten heeft gelost vindt dat hij uit noodweer heeft gehandeld.

Ook het OM is het niet eens met deze veroordeling en gaat in hoger beroep. Het OM is namelijk nog steeds van mening dat er sprake is van moord. Dit betekent dat de mannen met voorbedachte raad te werk zijn gegaan en voldoende tijd hebben gehad om zich te beraden op hun actie.

Voorbedachte raad
De advocaat-generaal (AG), de aanklager in hoger beroep, geeft aan dat in dit conflict meerdere (gewapende) confrontaties hebben plaatsgevonden. "Vanwege dit aanhoudende conflict is een vuurwapen aangeschaft met het doel dit bij escalatie te kunnen gebruiken. Het aanschaffen van het wapen is een duidelijke voorbereiding voor een confrontatie in de toekomst waarvan de gevolgen dodelijk kunnen zijn."

Tijd om na te denken
Het OM concludeert dat op de dag van de schietpartijen de twee groepen elkaar een aantal keer zijn tegengekomen. Op de eerste twee momenten werd gesproken over het ophalen van het wapen. Volgens de AG is dat na een vechtpartij bij de tweede ontmoeting ook gebeurd. "Tussen de vechtpartij en de schietpartij zit ruim 20 minuten, waarin het wapen wordt opgehaald, schietklaar gemaakt en overgegeven aan de verdachte die uiteindelijk schiet. Er is dus op meerdere momenten voldoende tijd geweest om na te (kunnen) denken over het te nemen en genomen besluit om het vuurwapen te gebruiken en gericht te schieten op het slachtoffer."

Moord
Volgens de AG is een gevangenisstraf van twintig jaar voor beide mannen passend: "Uiteindelijk is een jongeman in de bloei van zijn leven doodgeschoten. Het slachtoffer is onbedoeld verzeild geraakt in een al langer lopend conflict. Een conflict vanwege drugs en geld. Een conflict waarin door verdachten een vuurwapen was aangeschaft en op 1 november 2017 gebruikt is. Met een fatale afloop."

Dunne lijn
Evenals de rechtbank vindt de AG het enkel bij je hebben van een geladen wapen op de openbare weg al een ernstig misdrijf. Deze zaak laat zien dat de scheidslijn tussen het voorhanden hebben en daadwerkelijk gebruiken van een wapen dun is. "Vandaar dat wapenbezit zwaar bestraft dient te worden. Tel daarbij op dat er in deze zaak welbewust iemand is doodgeschoten. Er is sprake van moord, het zwaarste delict dat ons Wetboek van Strafrecht kent."

Het gerechtshof in Den Bosch doet op 28 juni uitspraak in deze zaak.